doorzoek het gehele Damescompartiment
Damescompartiment online

Mary Pos:
Werkelijkheid op Bali
's-Gravenhage: Uitgeverij W. van Hoeve, 1947
96 pag.


Ten geleide
Wat de werkelijkheid op Bali is, blijft een subjectieve zaak. Mary Pos heeft meer oog voor haar omgeving dan haar charmante vlekkeloze verschijning doet vermoeden. Nauwkeurig geeft zij in de onderstaande schets een hanengevecht weer, dat zij bijwoonde met haar gids Ktoet Soebatra. Zij heeft hiernaar aandachtiger gekeken dan de conductrice na lezing ooit zou wensen te doen.

Hanengevecht
Er zal een krisdans plaats vinden in een kampong achter een vervallen kerkhof, waarop vroeger menschen werden onthoofd in geval zij bijvoorbeeld hun vrouw of hun land niet aan den vorst wilden afstaan, die er plotseling zijn zinnen op had gezet.
Op de fiets gaan Ktoet Soebatra en ik er heen.
Het is weer een feestdag voor de Balineezen, vandaar deze krisdans, die in een der tempels zal plaats vinden. We hadden eigenlijk gevreesd, dat er niets van terecht zou komen, omdat het na een hevige hitte de geheele middag geonweerd had en de regen uren neerstroomde.
Juist op tijd echter, naar wij hopen, is de lucht opgeklaard en kunnen we op weg gaan. Het is nu zeer mild en vredig in de natuur, het is zoel en tegelijk wonder herfstig. Over een modderweg komen we in de druipnatte kampong, waar de erven meertjes zijn geworden en de toegangspaden onder water staan. We vinden na eenig zoeken heelemaal achteraf de tempel en de talrijke fietsen vertellen van een druk bezoek daarbinnen.
Wanneer we de smalle ingang betreden, vinden we een groot aantal mannen op de natte bodem neergehurkt. De grijze, vochtige hemel is het dak boven hun hoofd, het water loopt nog langs de verweerde muren, de wierook kronkelt traag op, als is ook zelfs die nat geworden en de kille triestheid van dit oogenblik in het aan de goden gewijde huis doet lichtelijk huiveren.
Doch de mannen voor ons zijn zóó verzonken in hun bezigheden, dat niemand zelfs een blik voor zijn omgeving heeft. Men bemerkt niet eens of men met zijn bloote voeten of een slip van zijn sarong in een plas zit.... Donkere oogen zijn gericht op een oud man met een fijn gezicht, die aller aandacht op zich gevestigd heeft.
Hij haalt een doosje te voorschijn, dat geopend een aantal messen laat zien. Zorgvuldig zoekt hij er twee uit. Het is niet zoo, dat in plaats van krissen thans vlijmscherpe messen zullen worden gebruikt, nee, maar door het lange wachten terwille van de regen of om een andere reden, zal de dans niet doorgaan en in plaats daarvan [zal] een hanengevecht plaats vinden, waarop de Baliërs zoo verzot zijn. En al worden de gevechten door de Overheid slechts spaarzaam toegestaan, ze vinden toch zeker nog in zoo'n aantal plaats, dat het de moeite loont er de ontelbare vechthanen op na te houden. Nu zoekt de oude man dan voor elk dier een wapen uit, aan één der pooten te bevestigen.
Twee dagen tevoren was ik toevallig getuige van een door honderden bezocht gevecht, hoog in de bergen, dat uren duurde en waarbij al even zwaar gegokt werd als hier in deze tempelruimte. We waren in een der armste streken van Bali, waar zelfs geen rijst wil groeien, waar men leven moet van maïs en boonen, waar elk der munten, die de waarde hebben van zeven voor een cent, moet worden omgedraaid, eer men ze uitgeeft en we zagen hoe handen gevuld waren met rijksdaalders en hoe men in de heftige opgewondenheid, waarin men raakte, bij elkaar scheen te leenen, zich diep in de schuld stak, om maar te kunnen gokken, terwijl intusschen de vrouwen en dochters daar buiten met angst in het hart om de gokzucht van hun man en vader en de uitslag der gevechten hun armzalige negotie dreven en aan de bezoekers van de omtrek hun sigaretten, geroosterde nootjes en toebereide pisangs of verfrisschende dranken trachtten kwijt te raken, in de hoop een paar koperen munten te verdienen.
Sommigen waren hun zelfbeheersching volkomen kwijt, in de stikvolle tent laaide de hartstocht hoog op, een wateruurwerk bepaalde de duur van het gevecht; na afloop van elke ronde sloeg een gong, werd getracht de bloedend verwonde vechters nieuw leven in te blazen en de paniek teweeggebracht door een haan, die in doodsnood midden tusschen de toeschouwers vloog en wiens vlijmscherpe mes het been van een inlander tot het bot openreet, luwde oogenblikkelijk bij hetin het strijdperk brengen van nieuwe vechters.
Nu staan we dan in de stilte van een tempelruimte, waar aller roerlooze aandacht op de handeling van één man is gericht. De grijze, lage luchten, nog zwaar van water, drijven over de bruine muren, waar achter sombere boomkronen oprijzen, en de grauwe wierook onwillig heentrekt....
Onder een afdak staat een houten beun, gestut op schragen, waar vanmorgen waarschijnlijk de offers een plaats hebben gevonden en thans tientallen kinderen muisstil de komende dingen afwachten.
De oude man is klaar. Met groote zorg heeft hij zijn werk verricht. Zijn belooning bestaat uit een gedeelte van den doodgevochten haan.
En dan begint het. In de temidden der toeschouwers vrij kleine opengelaten ruimte, worden thans de twee dieren, die voorzien werden van hun vreeselijk wapen, op elkaar losgelaten. De één is sneeuwwit, de ander donker en glanzend van vederen. Ze schieten op elkaar toe, het blinkend mes van den een verdwijnt onder de witte veeren van zijn tegenstander, die donkerrood kleuren.... Deze krimpt ineen bij het openrijten van zijn lichaam, doch is het volgend oogenblik in de aanval, de donkere vechter bedelvend onder zijn prachtige witte vlerken....
Het daarop volgend oogenblik heeft deze zich echter alweer losgeschud en treft hem zóó fel, dat het een storm van bijval teweegbrengt. Ook kinderen schreeuwen van opgewondenheid, de oogen in hun kleine gezichten zijn nu wijd open, hun naakte bruine lijven schokken op, soms kletsen ze met hun handen op de knieën. De kreten en uitroepen zijn nu niet meer van de lucht, heftige spanning ligt op aller gezicht....
Er vindt hier een gevecht plaats, zoo barbaarsch, dat dat van Kintamani, zorgvuldig geregeld als het was, waarbij men de strijd had af te breken, kinderspel is. Wat toch geschiedt? De witte haan, bloedend uit vele wonden, sleept machteloos zijn poot, waaraan het wapen, over de grond, zoodat hij geheel weerloos is. En toch wordt steeds weer de andere haan op hem aangehitst. Het eenige wat hij dan nog doen kan, is hem met de snavel bij de bek grijpen en deze in doodsangst zoo omklemmen, dat de ander zich niet meer bewegen kan. Ze zitten thans hijgend half tegen elkaar aan. Doch ook dit helpt hem, die voelt het onderspit te moeten delven, niet, ze worden bij de vleugels gegrepen en van elkaar gerukt. Opnieuw moeten ze op elkaar in. Hun vechten geschiedt in volkomen zwijgen, ze uiten geen kreet, waren ze ertoe in staat, hoe moest hun schreeuwen tot ver buiten de kampong gehoord worden bij elke vreeselijke wond, die ze elkaar terwille van het genoegen der menschen, toebrengen. Doch zij vechten geluidlood en alleen hun kleine, nerveuse oogen vertellen iets van de pijn, die zij moeten doorstaan....
Na elke aanval blazen hun eigenaars in hun bekken, vegen hun bloed met de handen af en masseeren ze met de duimen in de hals. Dan moeten ze opnieuw vechten, ofschoon de witte thans een wrak is en niet meer vechten kán, zijn beide pooten zijn onbruikbaar geworden, hij kan alleen nog maar opvliegen en neerploffen, opvliegen en neerploffen, om het volgend oogenblik weer het gewicht van den overwinnaar op zich te voelen, met als gevolg een nieuwe wond door diens wapen....
De eigenaar van den laatsten vindt eigenlijk, dat zijn haan thans een welverdiende overwinning heeft behaald, maar daarvan wil de man, wiens eigendom de verliezer is, niets weten.... Er ontstaat een heftige ruzie, het publiek verdeelt zich in twee kampen, felheid in de oogen, de één zegt: "ophouden!", de ander schreeuwt boven alles uit: "doorzetten" en de eigenaar van den verliezer schreeuwt boven alles uit: "doorzetten, doorzetten", want al kon zijn haan niet meer trappen, hij kan toch zeker nog pikken?
En opnieuw moeten ze vechten, de donkere, wiens vlerk er bij hangt en die eveneens diepe wonden heeft, wil niet meer op de roerlooze witte, wiens kop, tusschennde veeren hangt, aanvallen.... Hij vliegt zelfs een paar meter weg, doch wordt teruggehaald en dan gebeurt het gemeenste wat men zich indenken kan: de eigenaar van den verliezer drukt de snavel van den donkeren in de kam van zijn eigen dier en laat hem zoo raak pikken, dat de stukken er uit worden gerukt....
Nog even richt de witte zich op, tracht zich opnieuw te verdedigen, maar het gáát niet meer en als de wreedaardm wien het dier toebehoort, nu nog van geen ophouden wil weten, haalt de ander zijn haan woedend weg en onttrekt hem aan de strijd.
Dan smijt de ander zijn beest, dat zich zoo heldhaftig verdedigd heeft, in een hoek en daar ligt het bij de tempelmuur als een vormlooze hoop, wie weet nog hoe lang te sterven, zonder dat iemand zelfs de moeite neemt hem de nek om te draaien....
Bedroefd en verbitterd, omdat ik met de enkele woorden Balineesch die ik ken, geen enkel protest heb kunnen laten hooren, ga ik met Ktoet weg. Hij is zelf zeer diep onder de indruk. "O, wat schaam ik mij, wat schaam ik mij," zegt hij telkens, 'wat moet U nu wel van ons denken, zooiets barbaarsch, misschien zegt u: waarom hebt jij dan niet geprotesteerd, maar dat had toch niets geholpen. Bovendien is dat ondenkbaar in onze samenleving. Ik ben zooveel jonger dan die mannen."
Ik kan mij zijn toestand indenken. Zijn positie is toch al moeilijk genoeg. Maar het is menschonteerend, dat deze gevechten nog altijd worden toegestaan en dat ze bovendien zelfs nog door sommige Europeanen worden verdedigd! Zooveel werd reeds op dit verrukkende eiland bereikt, zoovele uitwassen werden reeds bestreden en met succes. Als nu ook eens recht gedaan had kunnen worden aan de dieren, aan Bali's hanen en uitgeworpen honden. Met geduld èn met volharding had het misschien toch mogelijk moeten zijn om de oogen van dit overigens zoo zachtmoedige volk te doen opengaan voor de verantwoordelijkheid, die de mensch ook ten aanzien van de dieren heeft....

Pag. 46-51