doorzoek het gehele Damescompartiment
Damescompartiment online

Cornélie Noordwal:
Géraldine
Arnhem: J. Minkman, 1893
(fragment afkomstig uit de zesde druk, circa 1923)


Ten geleide
Geestiger dan Cissy van Marxveldt is Cornélie, want zij durft ook snijdend te zijn. Dat is zij zeker in de beschrijving van het echtpaar Van Puffel. Hij en zij wonen weer in Holland na een verblijf in Indië. Het is een wonder dat zij, zoals elders in de roman blijkt, nog zo'n lieve en intelligente Indische neef hebben, Eduard geheten.

Kaarsrecht overeind zat daar Eduards tante, eene dame met licht-bruine tint en een rood klompje in 't midden van haar gelaat, dat een neus voorstelde en dat zij onophoudelijk wreef. Zij was sierlijk gedost in een hel-paars kleed, kasjmir met zijde en droeg een lichtpaarsen capote-hoed met violet fluweel opgemaakt. Op straat moest zij veel opzien verwekken, daar zij onwillekeurig deed denken aan roode kool; alles was zoo rood, en paars en hard wat hare persoon aanging, ook deed zij haar minste woord vergezeld gaan van een handgebaar als maalde zij koffie

De heer van Puffel, haar echtgenoot, prijkte in een bronsbruin pakje. Hij was een uiterst lang, dor, tanig man, die zwaar en langzaam sprak. Evenals de meeste oosterlingen echter, huldigde hij het zwijgen, maar daar bestond een reden voor. Behalve wat het doen en laten van dienstboden en eten en drinken betrof, was de heer van Puffel in geen onderwerp genoegzaam thuis, om er een bepaald gesprek over te kunnen voeren. Hij was in Indië uitgedroogd, nadat hij, als kleine jongen naar Holland gekomen, zich naar dit heerlijk land weder heen had begeven, als een dik en spraakzaam jongmensch.

Twintig jaar lang was hij kassier geweest aan een kolossale handelmaatschappij, waar hij zeer hard had moeten werken, terwijl de warmte hem bovendien geen goed had gedaan; hij sukkelde met de lever en kon zich niet meer aan het Hollandsche klimaat gewennen.

Een eentoniger, naarder, bekrompener leven dan de heer en mevrouw van Puffel in Indië geleid hadden, kon men zich nauwelijks denken, en hunne geestelijke ontwikkeling was er daardoor volkomen bij ingeschoten, want omgang hadden zij slechts gehouden met lieden even dom en kleingeestig als zij zeIven in den loop der jaren waren geworden, en gelezen hadden zij hoogst zelden; mijnheer was opgegaan in droge cijfers en berekeningen, mevrouw in rijsttafels en huishoudelijke beslommeringen. Hun gesprekken waren dus steeds zoo laag bij den weg mogelijk.

Toen Eduard, de zoon van den broeder zijner vrouw, een jaar of elf was, had het echtpaar van Puffel genoeg gespaard en gegaard, om van een bescheiden rente te kunnen leven, en hadden zij het knaapje mee naar Holland genomen, en zooals hij zeide, kon Eduard niet bogen op een gezellig leven bij oom en tante.

Het was bewonderenswaardig hoe volkomen de heer van Puffel thuis was in het doen en laten van alle lieden, die het geluk hadden in zijn buurt te wonen, iets waar hij zich dan ook zeer op beroemde. Niets ontsnapte zijn aandacht. Evenals oom Frans had hij niets te doen, en als hij de vogeltjes niet voederde of voor zijn vrouw, die zeer over hem heerschte, lepels poetste, of patronen uit de modeplaat knipte, zat hij den ganschen dag voor het raam. Hij wist zijn vrouw, die daar met gretigheid naar luisterde, precies te vertellen of de meid van mevrouw Jansen praatte met die van mevrouw Evertsen, en als zij dicht bij zijn huis stonden en hard spraken, kon hij haarfijn verhalen wat zij gezegd hadden. Hij wijdde zijn bijzondere aandacht aan de hoeveelheid en de hoedanigheid van het vleesch en het brood, dat de buren namen, en daar hij alles verleerd had behalve het rekenen, dat hem een tweede natuur was, berekende hij onwillekeurig hoe lang die voorraad zou strekken en wat de inkomsten van mijnheer deze of die waren. In z ij n e dienstbode en haar doen en laten, stelde de oom van Eduard natuurlijk bijzonder groot belang, doch zijn echtgenoote behoefde er niet jaloersch op te wezen: haar man was een zeer b r a a f man; maar die dienstbode, of liever elke dienstbode zou bij haar vertrek een leegte in zijn gemoed achterlaten, omdat hij haar dan niet meer kon bespreken en haar karakter ontleden. Daar groeiden en bloeiden hij en zijn vrouw in, tot ergernis van Eduard.

Kwam de laatste aan het ontbijt, dan handelde het gesprek over Dientje; bij het twaalfuurtje waren de nieuwstijdingen toegenomen, waaruit zich dan allerlei beschouwingen ontwikkelden, doch bij het middagmaal werd Dientjes gansche doen en laten besproken en nog eens herhaald: wat zij deed en gedaan had en niet gedaan had en zou doen en al of niet gedaan zou hebben. Dien bewusten Zondag had mevrouw van Puffel 's morgens gezegd: "Verbeeld je, man, dat ik haar van morgen tweemaal gebeld heb, en toen is ze nog niet opgestaan."

"Ik. . . meen. . . opgemerkt. . . te. . . hebben. . . dat. . . ze. . .'s morgens. . . op. . . haar. . . kamertje handwerkjes. . . maakt; ik. . . heb 't. . . tot nu toe. . . nog... n i e t ... willen. . .zeggen!" was het antwoord uiterst zegevierend en plechtig gegeven. "O man!" mevrouw was geheel verukt over die heerlijke veronderstelling, die al weer stof gaf tot zooveel andere gissingen. "Hoe denk je dat zoo?"

"Wel. . . verleden. . . week. . . laat ik eens. . . zien. .. 't was. . . Donderdag. . . jij deed. . . net 'n. . . slaapje vrouw. . . zoo. . . na. . . den eten. . . nu. . . toen. . .was. . .haar. . .moeder hier aan. . . de. . . deur. . . en. . . hoorde. . . ik. . . die. . . duidelijk zeggen: Denk. . .je. . .er wel aan dat. . .tante. . .Koos. . .de volgende. . . week. . .jarig is. . .als. . .ik. . .jou was, haakte ik 'n kleedje. . . voor. . .haar, daar. . .houd. . .ze zoo van. Twee. . .dagen geleden. . . zoowat om . . .half elf. . .'s morgens. . .vond. . .ik. . .'n haakpen op 't keukenkozijn. . .de. . .rest. . .begrijp...je!" met 't hoofd knikkend, als gold het een-punt van leven en dood. "Tut tut tut, 't is wat te zeggen; ze Ieeren die meiden tegenwoordig alles. In mijn jongen tijd leerden alleen dames haken:"

"Heb je al gedaan, Eduard? Dat is al he e I gauw!" "Ja tante, ik. . . e. . . ik heb een afspraak, ik ben nog al gepresseerd; dag tante! dag oom, eet s m a k e I ij k!"

Pag 79-82.