doorzoek het gehele Damescompartiment
Damescompartiment online

Beb Vuyk:
'Voor de menselijke waardigheid van de koloniserende Nederlander'
In: Critisch Bulletin, maandblad voor letterkundige critiek
's-Gravenhage: D.A. Daamens's Uitgeversmaatschappij N.V., december 1946


Ten geleide
In waarschijnlijk het laatste nummer van de dertiende jaargang publiceerde Beb Vuyk haar bespreking van E. du Perron's Indies Memorandum. Haar lof was tegelijkertijd kritiek op de koloniale samenleving die nu in verandering was. De titel van haar bespreking klonk al als een manifest.

E. du Perron, Indies Memorandum. Uitgave De Bezige Bij, Amsterdam.

Dit boek is geen roman of novelle, evenmin een afgerond essay, maar wat de titel reeds doet vermoeden een aantal brieven, aantekeningen, opmerkingen, notities over gesprekken en gebeurtenissen tot een aantal artikelen verwerkt, die in de loop van '38- '40 in Kritiek en Opbouw geplaatst werden, het onafhankelijke Indische tijdschrift waar du Perron zelf een van de oprichters van was.
Aan zijn achtste bijdrage voor dat tijdschrijft voegde hij de volgende verklaring toe. "Ik word gewaar dat mijn werkzaamheid voor dit tijdschrift neerkomt op een soort indies dagboek. Ik reken hiertoe: invallen, uitvallen, geestelijke en persoonlijke lotgevallen, meningen over boeken, mensen, gebeurtenissen etc. De uitingen waartoe dit alles aanleiding geeft, kunnen korter of langer, ernstiger of speelser zijn, maar het karakter van reacties van één persoon in een Indies milieu blijft overal bewaard. Ik denk voortaan dit soort reacties, hier dus genummerd, te publiceren onder het hoofd Indies Memorandum. Om de volle waarheid te zeggen: ik hoop aldus ook voor mijzelf nuttig bezig te zijn, daar deze rubriek mij dwingen kan dingen op te tekenen die ik anders, en wellicht ten onrechte, alleen aan mijn geheugen zou hebben toevertrouwd. Dit memorandum kan zijn waarde hebben voor het boek, dat ik eens over deze indiese periode in mijn bestaan schrijven zal". In een aparte afdeling werden onder de naam Verspreide Artikelen een aantal bijdragen over koloniale literatuur en geschiedenis opgenomen.
Ondanks zijn embryonale ontwikkeling is dit boek een van de meest levende boeken uit onze literatuur. Het vertelt niet over toestanden of omstandigheden, maar het zet de lezer midden in de Indische Maatschappij. Hij wordt de toehoorder bij talloze gesprekken, hij woont vergaderingen bij, leest brieven mee, hij leert een samenleving kennen ook al neemt hij er niet zelf aan deel. Du Perron introduceert en voert commentaar op een geestige intelligente wijze die nooit docerend wordt en zelfs niet opzettelijk aandoet. Men leert in hem een man kennen met een intense menselijke belangstelling, een gevoelige intelligentie, wiens strijdbaar karakter hem dwong tot een nooit aflatende waakzaamheid ten opzichte van zich zelf en van de wereld die hem omringde.
De wereld die hem omringt is de koloniale maatschappij in haar laatste jaren (maar dat wisten we toen nog niet) en de onschuldige lezer in Holland, die tot voor kort zich nauwelijks bewust was deel uit te maken van een koloniserend volh wordt hier neergezet midden in de koloniale samenleving die du Perron "een provincie van een provincie" noemt. Hij herkent hier veel dat hij thuis ook wel kende, maar nog veel meer dat de eigen maatschappij vreemd is, andere sociale verhoudingen en een andere maatstaf van sociale waardering (niet naar wat men is, maar naar wat men verdient). Hier leven Europeanen... en anderen, maar alleen de Europeanen tellen mee. Die anderen zijn "Inlanders" en Chinezen en Arabieren, bedienden, venters, koelies en een enkele regent. Zo kent hen de koloniale maatschappij en zo komen zij ook voort in de koloniale belletrie. Bij die anderen zijn ook intellectuelen, juristen, doctoren, leraren en kunstenaars, maar de doorsnee koloniale Nederlander kent hen niet, al weet hij wel van hun bestaan af. Als regel vindt hij deze lieden suspect en gevaarlijk en hoogst ongewenst. En wat overigens ook hun prestaties of verdiensten mogen zijn, maatschappelijk blijven zij tweederangs mensen, zelfs ongeacht hun salaris.
Tussen het tijdstip dat deze artikelen geschreven werden en de uitgave van "Indies Memorandum" liggen ruim zes jaar. De koloniale samenleving waarin du Perron ons introduceert bestaat in deze vorm niet meer, wel haar mentaliteit en haar tradities, die gedragen worden door tweehonded duizend koloniale Nederlanders. En de enkele tientallen zonderlinge individualistische intellectuelen, die op "basis van menselijke gelijkheid" met die inlanders verlangden te leven, versterkt met socialisten en mensen uit de zending, vechten nu politiek hun laatste ronde tegen de enkel principiële en de duizenden vermomde koloniale diehards. In grote groepen progressieve Nederlanders vinden zij een ruggesteun, maar velen in Holland die tot deze groepen behoren begrijpen zo goed als niet waarom het eigenlijk gaat.
Het Nederlandse volk in zijn geheel is nooit colonial minded geweest, men ging er niet heen en dus interesseerde men er zich niet voor. Degenen, die er wel heengingen kwamen grotendeels uit een aparte groep met een oude koloniale traditie. Couperus beschrijft ze in zijn "Boeken der kleine zielen" en het prachtige "Van oude mensen... de dingen die voorbij gaan ["].
Het Nederlandse volk, dat eens enorme kolonieën bezat waaraan het zijn welvaart dankte, wist zo ongeveer wel dat klimaat en levenswijze daar in de tropen verschilden, maar besefte niet hoe alle maatschappelijke verhoudingen daar anders lagen en moet zich nu uitspreken hoe de verhoudingen daar zullen worden, een koloniale of een menselijke verhouding.
Indies Memorandum is een boek van een man die Indonesië als zijn Land van Herkomst beschouwde, die diep geworteld was in de aarde van de Bataviase Ommelanden, maar tegelijkertijd een der weinige Nederlanders was die "Europeaan"kon zijn, omdat hij leefde in de geestelijke sfeer van Europa.
"De strijd voor de menselijke waardigheid van de Javaan, men vergete het niet, is tevens die voor de menselijke waardigheid van de koloniserende Nederlander".
Men neme dit woord ten geleide!

(pag. 545-551)